dinsdag 6 december 2011

Hoe ouderwets is Heinrich Böll?


Böll is zo’n typische jaren zeventig auteur. Ik herinner me de davidsfonds-uitgaven die toen verschenen en in zekere zin vormde hij de perfecte spreekbuis voor de kritische katholieken, waartoe mijn ouders zichzelf ongetwijfeld rekenden: trouw aan de kerk, maar met een reeks bezwaren en kanttekeningen die een steeds zwaardere last om dragen vormde. Dit weekend las ik zijn laatste roman: vrouwen voor rivierlandschap. Het boek verscheen in 1985, toen de auteur al was overleden en het ademt op elke pagina verbittering en achterdocht. Het boek bestaat uit een reeks dialogen en monologen, met enkele spaarzame regieaanwijzingen, als bij een theaterstuk. Toch is het 100 procent een leesboek en het lijkt me in de vorm die Böll er aan gaf ook onspeelbaar – ik weet niet of een gezelschap er zich ooit aan waagde…

De rivier uit de titel is de Rijn. Die speelt een belangrijke rol in het boek, meer bepaald het deel van de rivier dat door Bonn loopt, het machtscentrum van het toenmalige West-Duitsland. En als lezer heb je het gevoel dat het ook de bedoeling van de auteur moet geweest zijn om een rivier-achtig boek te maken, waarin de stemmen (voornamelijk vrouwenstemmen) zich met elkaar mengen als stromingen in een rivier. Proust merkt ergens op dat de romans van Dostojewski rivieren zijn, waarin koude en warme stromen, kalme stukken en gevaarlijke versnellingen elkaar aflossen. Maar om van een boek een rivier te maken, om die Rijn in je tekst binnen te krijgen, moet je tekst een zekere omvang hebben. De Rijn is een lange en brede rivier. Dostojewski schreef waarschijnlijk niet toevallig dikke pillen. Vrouwen voor rivierlandschap telt 224 pagina’s en is in royale letter gezet. Het boekje geeft dan ook de indruk een ontwerp te zijn, een synopsis voor een werk waarin de personages ongeremder aan het woord kunnen komen, minder schematisch aan de lezer worden gepresenteerd, de verhaallijnen niet alleen worden aangeduid maar ook worden uitgewerkt,…

Het is een boek over politiek, over hoe mensen aan politiek doen en wat politiek met mensen doet. Het schetst de machtigen der aarde, tenminste de machtigen van West-Duitsland – het moet een heksentoer geweest zijn om er geen sleutelroman van te maken. Of willen maken.

Het boek biedt een wereldbeeld dat op het eerste zicht illusieloos is: achter de machtigen die we kennen, en die uiteindelijk ook maar stuntelende sukkels zijn, houden zich de echte machthebbers op. Die zijn niet verkozen en kunnen dus ook niet afgezet worden. En ze houden media, politiek, kerk en leger in een stevige greep. Op het tweede gezicht is dat natuurlijk helemaal geen illusieloze visie, maar een geruststellende illusie en het fundament van alle complot denken, dat hier gepresenteerd wordt in die typische claustrofobische sfeer van het West-Duitsland van vóór de val van de muur. Maar dat is het niet wat Böll’s geschrijf zo een stoffig en ouderwets luchtje geeft, complot denken is tenslotte van alle tijden en ook na de val van de muur vinden veel mensen het blijkbaar comfortabel om te geloven in het Ultieme Kwaad als opvolger van het teloor gegane Universele Goede.

Wat wel op de hedendaagse lezer bevreemdend overkomt en hol klinkt - een echo uit een verdwenen wereld - zijn de existentieel-religieuze twijfels van zijn personages. Ze zijn katholiek, ze gaan naar de mis, ze behoren tot de Kerk, maar ze spuwen op diezelfde Kerk, ze moeten ervan kotsen. En toch slagen ze er niet om er afstand van te nemen, ze blijven gevangenen. Ook dat is een deel van de claustrofobie van het boek.

Ik ken echter niemand die vandaag de dag, in 2011, op dezelfde onproductieve en belachelijk zelfdestructieve manier met het geloof worstelt. Voor zover je vandaag de dag nog katholieken vindt, noemen ze zichzelf “katholiek opgevoed” en hebben ze er geen seconde moeite mee afstand te nemen van de kerk als ze dat nodig of gewenst vinden. De wanhopige twijfelaars, de lezers van Heinrich Böll en Graham Greene, behoren tot vorige generaties. Het afstand nemen van de kerk, door Böll’s personages zowel verlangd als gevreesd, heeft zich in de afgelopen decennia merkwaardig snel en grondig voltrokken, tenminste in West-Europa.

Als uitsmijter nog een leuk citaat (dat misschien actueler is gebleven dan de rest van het boek):
“Er bestaan geheimzinnige wetten volgens welke avontuurtjes met vrouwen de ene politicus en andere schaden. Daarbij moeten volkomen irrationele, mythische motieven een rol spelen, die wij niet hebben kunnen analyseren. Chundt en Plukanski zijn bijvoorbeeld typen die voordeel hebben bij avontuurtjes met vrouwen, bij christelijke politici is dat bijna altijd zo, bij linkse nooit. Het is mogelijk dat het aan de morele pretentie ligt die de linkse politicus uitstraalt, terwijl de rechtse welhaast door openlijke immoraliteit stemmen wint.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten