woensdag 14 december 2011

Experten en bazen


Vandaag een mooie blogpost van @FVMas gelezen: over het feit dat Annemie Turtelboom nu dus Minister van Justitie is. En dat is niet eens juriste! Je kan de verontwaardiging op het gezicht van menig magistraat levendig voorstellen. Fmas merkt terecht op dat het een probleem is in veel sectoren bestaat: experten die zich niet kunnen voorstellen dat ze geleid worden door een niet-expert.

Ik link het even aan een ander discussietje dat zich enkele dagen geleden op Twitter ontspon naar aanleiding van een column van Peter Hinssen die zich beklaagde over de ontkenningsreflexen van CIO's: “het zijn kampioenen in denial, supercracks in 'sticking your head in the sand'.” Op die manier, betoogt Hinssen, zet de IT-afdeling zichzelf meer en meer buitenspel en zullen IT-ers hun machtspositie binnen de organisatie uiteindelijk verloren zien gaan omdat ze niet kunnen opboksen tegen het aanbod dat van buitenaf komt. “Als het zo moeilijk is om een projectwebstekske van jullie te krijgen, gooien we zelf wel iets op Yammer, Google Docs of Office Live”, denken veel projectleiders die vooruit willen.

Wie zal hun ongelijk geven? De IT-ers zelf natuurlijk, want die wijzen (af en toe terecht) op de twijfelachtige veiligheid van veel van de oplossingen die zo uit de stekker komen gestroomd. Een tweede argument, en dat snijdt al wat meer hout, is de opmerking dat je wel heel wat technische oplossingen uit de muur kan halen, maar dat het echte werk hem zit in de hele informatiearchitectuur en het bijhorende informatiemanagement. Er is, zo merkte toch @eddyvds (voorzitter van V-ICT-OR, de spreekbuis van IT-ers in lokale besturen) op, een verschil tussen een CIO, Chief Information Officer, die gaat over het informatiemanagement en een CTO, Chief Technical Officer, die zeg maar waakt over de ijzerwinkel (datacenters, netwerken, de dagelijkse hard en software,...). Juist, maar dan is de vraag natuurlijk, moet die CIO een technisch profiel hebben of kijkt die beter met de bril van de organisatie? Zoals @Mareelge (Vlaams eGov manager) opwierp: “Informatie is veel te belangrijk om over te laten aan IT-ers. Je vraagt je garagist toch ook niet waar je naar toe moet rijden?”

Veel IT-ers zijn CTO, maar wanen zichzelf net iets te gemakkelijk CIO. Ze zijn garagist, maar beschouwen zichzelf als tour operator. Het zijn meestal experten pur sang, maar ze gaan er te vaak van uit dat niemand kan komen vertellen waar het met IT in de organisatie naar toe moet. En zeker geen non-experten. Toen Bart Somers een tijdje geleden een malheurke met zijn iPad had (vergeten roaming in het buitenland uit te schakelen, gepeperde factuur gekregen) was één van de reacties op een forum dat het een schande is: iemand die aan het hoofd van een stad staat en niet weet wat roaming is! 

Ik vermoed dat Bart ons ook de details van HTML5 en andere technische fijnigheden zal moeten schuldig blijven, en zo hoort het ook. Bart moet besturen. Net als Annemie. Waarbij een zekere afstand en gebrek aan expertise alleen maar gezond is.

zondag 11 december 2011

Informatie versus betekenis?


Toen de uitrol van het telefoonnetwerk in de USA op het einde van de negentiende eeuw volgens de vele wachtenden te traag verliep, installeerden boeren in South Dokota zelf een primitief telefoonnetwerk door gebruik te maken van de kilometerslange prikkeldraadomheiningen in hun contreien. Het is maar één van de vele leuke weetjes uit “Informatie. Van tamtam tot internet” van James Gleick. Een stevig baksteentje waarin de auteur de geschiedenis, zeg maar de blitz-carrière, van het begrip “informatie” uit de doeken doet, met de nadruk op de gevolgen binnen technologie en wetenschappen.

Hoe komt het dat het coderen en decoderen, zenden en ontvangen zo belangrijk geworden is? Niet alleen in ons alledaagse leven (dat twittert maar, dat facebookt maar, dat sms-t en emailt maar, allemaal werkwoorden die een half mensenleven geleden niet bestonden), maar ook in de wetenschappen: van de thermodynamica tot de genetica en de astronomie? Gleick heeft waarschijnlijk gelijk wanneer hij beweert dat het woord “informatie” in de Middeleeuwen niet alleen helemaal niet bestond, maar dat het concept ook binnen de toenmalige denkkaders simpelweg ondenkbaar was. De idee dat één boodschap zich langs verschillende kanalen laat versturen en dus ten opzichte van die verschillende kanalen ook een zekere onafhankelijkheid bezit, dat de boodschap van een brief met andere woorden ook denkbaar is zonder de brief zelf, is veel abstracter dan we vandaag beseffen. Informatie abstraheren van het fysieke substraat, dat is in een notedop de geschiedenis van het informatiedenken.

Het boek staat vol anekdotes, mooie observaties, treffende opmerkingen en uitweidingen die soms wel erg ver van de hoofdweg afwijken. Het is misschien wat al te ambitieus (en het is ook niet altijd even terzake) om zowel de stelling van Gödel, de wetten van de thermodynamica, Turings machine en zwarte gaten in het bestek van één boek bevattelijk aan te man te willen brengen. Ook al gaat het om een boek van 543 pagina's.

Na het indrukwekkende overzicht van de blijkbaar onstuitbare opgang van het informatie-paradigma in zeer verschillende takken van het wetenschaps- en technologiebedrijf, gaat Gleick op het einde van het boek wat dieper in op de “informatieovervloed”. Ik zet het woord bewust tussen aanhalingstekens want het gaat om een waarneming, een indruk, een emotie die we misschien wel met zijn allen delen maar die al bij al moeilijk hard te maken is. Want wat is teveel?

Daarbij komt dat de klacht zeker niet nieuw is. Ook in de zeventiende eeuw bijvoorbeeld staarden Leibniz, Pope en anderen met een mengeling van bewondering en wrevel naar het “alle dagen nieuw nieuws”.

En toch, hoe onmeetbaar en ongrijpbaar het gevoel van informatievloed ook mag zijn, wie nooit het gevoel van walging en moedeloosheid heeft gekend bij de niet aflatende lawine van vrolijke nonsens, boertige gelijkhebberij, puberale vulgariteit en onnozel gekwaak dat constant wereldwijd door de kabels en in de lucht wordt gestuwd, wie nooit eens bedenkt dat met die ongelooflijke toename van de databrij, het soepje heel erg dun aan het worden is, die leeft toch wel in een zekere staat van ontkenning. Massa's data, weinig betekenis...: het is een zucht die iedereen toch wel eens slaakt?

Alleen, hoe kan je betekenis meten? Het antwoord is waarschijnlijk zeer eenvoudig: niet. Betekenis is niet telbaar. Meer nog, de kwantificeerbaarheid van informatie werd pas mogelijk gemaakt door het ongrijpbare, glibberige begrip “betekenis” uit te sluiten. Toen Claude Shannon in de jaren veertig en vijftig de fundamenten van de informatietheorie legde, was het aan de kant schuiven van betekenis één van zijn belangrijkste uitgangspunten: “De 'betekenis' van een boodschap doet in het algemeen niet er zake.”, schreef Shannon in 1950. Want betekenis valt niet alleen moeilijk of niet te tellen, het is zelfs de vraag of er een bevredigende defintie voor kan gevonden worden. Het buitenspel zetten van “betekenis”, was één van de voorwaarden van het onwaarschijnlijke succes van de informatietheorie en -technologie in de tweede helft van de twintigste eeuw.

Maar is “betekenis” aan een come-back toe? Komt betekenis terug in de vorm van een knagend besef dat dit niet is wat we willen, wat we verlangen: die eindeloze stroom van gegevens, waarbij het onderscheid tussen boodschap en ruis vervaagt?

Misschien moeten we informatie(over)vloed niet uitdrukken in termen van gegevens versus betekenis, maar in termen van verzonden informatie versus ontvangen informatie. In 1983 al waarschuwde een Zweedse computerdeskundige Jacob Palme voor de informatieovervloed die e-mail zou veroorzaken. Het probleem is, zoals Palme met helderziende blik voorspelde, dat het te gemakkelijk is om informatie (naar veel mensen) uit te zenden en te moeilijk om informatie te weigeren. Zo komt de druk te liggen aan de verkeerde kant van de tafel: de drempel om informatie te produceren (of in de meeste gevallen: stomweg door te sturen, te retweeten, enzoverder,... ) ligt veel te laag. Het is de ontvanger die de klappen vangt, bijvoorbeeld in de vorm van een overstromende inbox.

Dat is de kern van het probleem, en het treurige is dat er waarschijnlijk niets aan te doen is. Dat is misschien de reden waarom technofielen liever zeggen dat er geen probleem is. Want technofielen houden niet van onoplosbare problemen. Dan liever verder leven in een staat van ontkenning. Zo beweerde Peter Hinssen (volgens de tweet van @rcallewaert op 16 november): Information overload is a filter failure". En zo komt de druk weer te liggen bij de ontvanger. Aan de verkeerde kant dus.

Of zoals Gleick het mooi samenvat in één zin: “Wanneer informatie goedkoop is, wordt aandacht duur.

dinsdag 6 december 2011

Hoe ouderwets is Heinrich Böll?


Böll is zo’n typische jaren zeventig auteur. Ik herinner me de davidsfonds-uitgaven die toen verschenen en in zekere zin vormde hij de perfecte spreekbuis voor de kritische katholieken, waartoe mijn ouders zichzelf ongetwijfeld rekenden: trouw aan de kerk, maar met een reeks bezwaren en kanttekeningen die een steeds zwaardere last om dragen vormde. Dit weekend las ik zijn laatste roman: vrouwen voor rivierlandschap. Het boek verscheen in 1985, toen de auteur al was overleden en het ademt op elke pagina verbittering en achterdocht. Het boek bestaat uit een reeks dialogen en monologen, met enkele spaarzame regieaanwijzingen, als bij een theaterstuk. Toch is het 100 procent een leesboek en het lijkt me in de vorm die Böll er aan gaf ook onspeelbaar – ik weet niet of een gezelschap er zich ooit aan waagde…

De rivier uit de titel is de Rijn. Die speelt een belangrijke rol in het boek, meer bepaald het deel van de rivier dat door Bonn loopt, het machtscentrum van het toenmalige West-Duitsland. En als lezer heb je het gevoel dat het ook de bedoeling van de auteur moet geweest zijn om een rivier-achtig boek te maken, waarin de stemmen (voornamelijk vrouwenstemmen) zich met elkaar mengen als stromingen in een rivier. Proust merkt ergens op dat de romans van Dostojewski rivieren zijn, waarin koude en warme stromen, kalme stukken en gevaarlijke versnellingen elkaar aflossen. Maar om van een boek een rivier te maken, om die Rijn in je tekst binnen te krijgen, moet je tekst een zekere omvang hebben. De Rijn is een lange en brede rivier. Dostojewski schreef waarschijnlijk niet toevallig dikke pillen. Vrouwen voor rivierlandschap telt 224 pagina’s en is in royale letter gezet. Het boekje geeft dan ook de indruk een ontwerp te zijn, een synopsis voor een werk waarin de personages ongeremder aan het woord kunnen komen, minder schematisch aan de lezer worden gepresenteerd, de verhaallijnen niet alleen worden aangeduid maar ook worden uitgewerkt,…

Het is een boek over politiek, over hoe mensen aan politiek doen en wat politiek met mensen doet. Het schetst de machtigen der aarde, tenminste de machtigen van West-Duitsland – het moet een heksentoer geweest zijn om er geen sleutelroman van te maken. Of willen maken.

Het boek biedt een wereldbeeld dat op het eerste zicht illusieloos is: achter de machtigen die we kennen, en die uiteindelijk ook maar stuntelende sukkels zijn, houden zich de echte machthebbers op. Die zijn niet verkozen en kunnen dus ook niet afgezet worden. En ze houden media, politiek, kerk en leger in een stevige greep. Op het tweede gezicht is dat natuurlijk helemaal geen illusieloze visie, maar een geruststellende illusie en het fundament van alle complot denken, dat hier gepresenteerd wordt in die typische claustrofobische sfeer van het West-Duitsland van vóór de val van de muur. Maar dat is het niet wat Böll’s geschrijf zo een stoffig en ouderwets luchtje geeft, complot denken is tenslotte van alle tijden en ook na de val van de muur vinden veel mensen het blijkbaar comfortabel om te geloven in het Ultieme Kwaad als opvolger van het teloor gegane Universele Goede.

Wat wel op de hedendaagse lezer bevreemdend overkomt en hol klinkt - een echo uit een verdwenen wereld - zijn de existentieel-religieuze twijfels van zijn personages. Ze zijn katholiek, ze gaan naar de mis, ze behoren tot de Kerk, maar ze spuwen op diezelfde Kerk, ze moeten ervan kotsen. En toch slagen ze er niet om er afstand van te nemen, ze blijven gevangenen. Ook dat is een deel van de claustrofobie van het boek.

Ik ken echter niemand die vandaag de dag, in 2011, op dezelfde onproductieve en belachelijk zelfdestructieve manier met het geloof worstelt. Voor zover je vandaag de dag nog katholieken vindt, noemen ze zichzelf “katholiek opgevoed” en hebben ze er geen seconde moeite mee afstand te nemen van de kerk als ze dat nodig of gewenst vinden. De wanhopige twijfelaars, de lezers van Heinrich Böll en Graham Greene, behoren tot vorige generaties. Het afstand nemen van de kerk, door Böll’s personages zowel verlangd als gevreesd, heeft zich in de afgelopen decennia merkwaardig snel en grondig voltrokken, tenminste in West-Europa.

Als uitsmijter nog een leuk citaat (dat misschien actueler is gebleven dan de rest van het boek):
“Er bestaan geheimzinnige wetten volgens welke avontuurtjes met vrouwen de ene politicus en andere schaden. Daarbij moeten volkomen irrationele, mythische motieven een rol spelen, die wij niet hebben kunnen analyseren. Chundt en Plukanski zijn bijvoorbeeld typen die voordeel hebben bij avontuurtjes met vrouwen, bij christelijke politici is dat bijna altijd zo, bij linkse nooit. Het is mogelijk dat het aan de morele pretentie ligt die de linkse politicus uitstraalt, terwijl de rechtse welhaast door openlijke immoraliteit stemmen wint.”

zaterdag 12 november 2011

Nabeschouwingen bij de G1000


Ongeveer 24 uur geleden verliet ik Tour&Taxis, na een lange, vermoeiende en inspirerende dag als deelnemer aan de G1000. Voor mij begon de dag als een blanco blad, zonder al te veel verwachtingen en zonder al te veel veronderstellingen. We zien wel... dacht ik.

Ik had het G1000-manifest gelezen en de discussies over en weer die naar aanleiding daarvan waren ontstaan over de grenzen van de representatieve democratie. Ik had de overspannen berichtgeving vooraf in de media gelezen: "of de G1000 de democratie kan redden", bijvoorbeeld. Nee dus, en tegen kanker en haaruitval helpt het eigenlijk ook niet.
We zien wel... dacht ik. En inderdaad: we hebben gezien...

Ik kwam terecht aan tafel 14, samen met een man die net drie jaar in Mexico had gewoond, een Oostendse lerares die elke dag in het beroepsonderwijs staat, een vrouw die actief is in een Belgisch-Turkse vrouwenbeweging, een gepensionneerde militair uit Luik,... en nog anderen die er een bont en boeiend gezelschap van maakten. We hebben gediscussieerd, soms ook gewoon ervaringen uitgewisseld, geluisterd naar experts,... we werden aangespoord, ingetoomd en begeleid door een kundige “tafelfacilitator” (wat een woord): over sociale zekerheid, herverdeling van de welvaart, migratie en energiebeleid.
Tafel 14 (G1000)
Wat we (onder andere) hebben gezien en wat voor mij de hoogtepunten van de dag waren:
  • de schitterende uiteenzetting van Koen Schoors over herverdeling van de welvaart
  • de ervaringsuitwisselingen met tafelgenoten over leven in Wallonië, Brussel en Vlaanderen
  • de methodieken die oeverloze discussie vermeden en ervoor zorgden dat niet alleen de tafelspringers aan het woord kwamen

Het klinkt misschien soft als je zegt dat de weg soms belangrijker dan het doel is, maar de G1000 was duidelijk een moment in een leerproces. Wat we moeten leren is om als samenleving een voldoend levende bodem te bieden voor het politiek proces. Politiek zonder maatschappelijk debat is ten dode opgeschreven.

Wat me het meest stoorde aan de dag was niet dat sommige deelnemers hun kat stuurden, want dat deed geen afbreuk aan de kwaliteit van de dag. Wat me het meest stoorde was de opdringerige aanwezigheid van de pers. Het is soms lastig discussiëren en debateren met een batterij camera's in de rug en jongens en meisjes die tussen de tafels sluipen met een notitieboekje in de aanslag. In die zin vormt de aanwezigheid van een legertje journalisten zeker wél een potentieel gevaar voor de kwaliteit van dergelijke initiatieven.
En the day after (vandaag dus) merk ik dat mijn krant (toevallig De Standaard) heel veel moeite heeft om op een niet-verkrampte manier met een fenomeen als de G1000 om te gaan. Niet alleen is er het lullige, verzuurde artikel over de dag, met onderzoeksjournalistiek over  volgende hamvragen: het tekort aan toiletten?!, waren er nu wel of niet broodjes voorzien voor de journalisten?!, wat betekent een lege tafel ?!, ... Ook het commentaar van Bart Sturtewagen maakt duidelijk maakt dat nogal wat mensen uit de klassieke media alle moeite van de wereld hebben om te snappen waarover het gisteren ging.

De weg mag dan belangrijker zijn dan het doel, de reis is duidelijk nog niet ten einde. Niet alleen moeten de resultaten van gisteren verder worden uitgewerkt door de zogenaamde G32. Tweeëndertig m/v's gaan tijdens drie week-ends aan de slag met resultaten en zullen verder sleutelen, consolideren en confronteren,...

Zelf zou ik het geen slechte zaak vinden als, in aanloop naar de lokale verkiezingen in 2012, er een soort “G-locals” kunnen georganiseerd worden en er een draaiboek ter beschikking gesteld zou worden voor mensen die er in hun gemeente mee aan de slag willen. Want ik ben er van overtuigd dat het ook op lokaal niveau nuttig kan zijn om zeer verschillende mensen met zeer verschillende visies rond de tafel te krijgen...


woensdag 30 maart 2011

Radio Twitter

Reactie van nogal wat mensen die horen dat “ik op twitter zit” (grappige uitdrukking trouwens): “Goh, dat kan ik er echt niet bijnemen, ik krijg al die mailtjes sowieso nu al niet verwerkt."

In huis heb ik graag de radio aan, met zijn mix van prettige muziekjes, nuttige informatie, leuke weetjes en soms oeverloos geklets. Als ik ontbijt, kook of de krant lees. Vaak hoor ik de helft niet van wat er wordt gezegd, maar dat vind ik niet erg. En soms, als ik me op iets wil concentreren, zet ik de radio uit.

Eigenlijk ga ik op dezelfde manier met Twitter om: het is een onophoudelijke stroom waar je dingen kunt uit oppikken, maar die hoogstens onder de noemer “interessant” vallen, nooit “dringend”. Het irritante van onze mailbox is dat we er alles en nog wat in terugvinden (zie eerdere post): dringende dingen, interessante dingen, grappige dingen, verdachte dingen,… We Quit Mail was rond de jaarwissel een "beweging'" (groot woord) van lui die hun overvolle, tijd- en energievretende mailbox beu warenHet zou leuk zijn als we er de komende jaren zouden in slagen om alles wat niet dringend is, maar gewoon interessant, grappig of leuk om weten naar sociale media kunnen verhuizen. Onze mailbox zou serieus afslanken en opnieuw ons respect verdienen..
Twitter dus voor alles wat interssant is maar niet dringend? Er is minstens één uitzondering. Bij rampen en grote ongelukken bieden sociale media een set van instrumenten om grote groepen van de bevolking snel en goed geïnformeerd te houden. “Sluit ramen en deuren!”, dat soort informatie, die wel degelijk dringend is. Naar aanleiding van de Moerdijkbrand in Nederland op 5 januari ontstond een levendige discussie over het (onder)gebruik van Twitter en andere nieuwe kanalen, zie bijvoorbeeld http://www.crisiswerkplaats.nl/

donderdag 24 maart 2011

Peter, de open data man

No, not me;)
Anderhalve post geleden schreef ik over hoe nodig het is dat open data een zaak van het beleid wordt en op de politieke agenda komt te staan, als we willen dat de zaak vooruit gaat. Op federaal vlak trekt Q aan de kar, al lijkt het, zoals te doen gewoonlijk bij Q, vooralsnog eerder een zaak van aankondigingen en bijhorend getwitter te zijn dan van realisaties. Maar goed, begin april zou er een federale open data portal zijn. Ben benieuwd.

En nu is er dus Peter Dedecker, federaal parlementslid voor n-va, en open data man. Hij heeft er ook een heuse website over, peteropentdata.be, waar je suggesties kan doen voor datasets die kunnen opengegooid worden. Het lijstje met suggesties is na één dag behoorlijk indrukwekkend. Grappig is wel, dat je meteen na het doen van een suggestie als antwoord krijgt dat de zaak al in kannen en kruiken is: "Open data bron is aangemaakt" (!). Zo snel en vlotjes zal het helaas niet gaan, Peter;)

Ook vandaag verscheen een post van Clay Johnson met als mooie titel: Open Gov, the end of the beginning. Met Peter Dedecker staan we hier, in Vlaanderen, aan the beginning of the beginning. Maar het is wel degelijk een begin.

maandag 21 maart 2011

Open Gov: uit welke richting komt de wind?

Open Data is vandaag vooral een modekreet, maar het zal een werk van lange adem worden, zoveel is duidelijk. Er zal nog heel hard aan de kar moeten getrokken worden. De vraag is dan: waar zitten de trekkers, uit welke richting zal de storm waaien die Open Gov de wind onder de vleugels geeft? Duidelijk is dat het niet van de informatiebeheerders zelf zal komen. Die zijn om te beginnen bang om op fouten betrapt te worden. En eigenlijk kan je hen niet altijd ongelijk geven: als er kritiek komt op de kwaliteit van bepaalde overheidsgegevens zijn zij het die de uiteindelijk de zwarte piet krijgen toegespeeld. Vaak ten onrechte, want datakwaliteit vraagt de inzet van mensen en middelen en als je die niet ter beschikking krijgt van het beleid, kan je onmogelijk goed werk leveren. Maar er is meer: bij nogal wat ambtenaren leeft ook een totaal verkeerd idee over het eigenaarschap van overheidsdata. Het is niet omdat verantwoordelijk bent voor de juistheid en volledigheid van bepaalde gegevens, dat het “jouw” data zijn.

Informatiebeheerders zullen pas bewegen als ze er toe gedwongen worden. Over naar het beleid dus? Open data en datakwaliteit vergt de inzet van mensen en middelen. En het vereist een serieuze cultuurverandering binnen overheidsorganisaties. Dan moet je het beleid meehebben. Dat kan je doen door bijvoorbeeld jezelf tot Open Data stad te verklaren, zoals in Enschede deden. En/of door een apps-wedstrijd te organiseren.

Maar beleidsmakers zullen pas in gang schieten als ze merken dat open data leeft bij een breder publiek. Buiten de overheid leeft open data momenteel vooral bij developpers en bedrijven die hopen om met overheidsdata leuke dingen te kunnen doen. Zo presenteerde het bedrijfje openbiz.be op de eerste Twunch van Vincent van Quickenborne een app die onder meer toelaat alle oprichtingsakten van Belgische ondernemingen te doorzoeken. Hacking the government, van buitenaf inbreken in overheidsdata, het is alvast één manier om de dingen vooruit te laten gaan. Veel mensen, bijvoorbeeld Q, gaan er van uit dat hier een groot economisch potentieel zit. Dat valt nog te bezien: hoeveel geld zal je kunnen vragen als ondernemer voor een applicatie die gebruik maakt van gratis overheidsdata? (hoewel ook hier “open” niet automatisch moet betekenen “gratis”)

En de burger zelf? De m/v voor wie al die overheidsdata en de leuke apps bedoeld zijn, is die vragende partij? Open Data is tot nog toe een heel abstract verhaal gebleven. Het gaat in essentie om dingen die nuttiger, maar ook veel saaier zijn dan bijvoorbeeld de Wikileaks –saga. Uurregelingen openbaar vervoer, ondermeningsgegevens, begrotingscijfers en financiële gegevens,…

Toch zou het Open Data verhaal in België misschien wel een Assange kunnen gebruiken, een Robin Hood, die het belang van Open Gov en beschikbaarheid van overheidsdata mediageniek kan verpakken. Organisaties als De wakkere burger of zelfs Testaankoop kunnen hier misschien een rol spelen.

donderdag 17 maart 2011

Open data: de “stresstest” voor datakwaliteit in de overheid

Informatie is waarschijnlijk de belangrijkste grondstof waarmee overheden werken. Een kwaliteitsvolle dienstverlening, een goed onderbouwd beleid staat of valt met de kwaliteit van overheidsdata. Het opengooien van databestanden toont vaak dat de juistheid en volledigheid van de gegevens waarmee de overheid werkt “voor verbetering vatbaar is”, zoals dat heet.
Toen de gemeentebesturen een paar jaar geleden de beschikking kregen over de bedrijfsgegevens van hun grondgebied, stak er een kleine storm op van klachten en schampere opmerkingen over de vele fouten en onvolledigheden in de kruispuntbank ondernemingen. Dergelijke ervaringen zorgen er voor dat meer dan één informatiebeheerder binnen de overheid niet erg happig is om zijn/haar om “zijn/haar” data ter beschikking te stellen aan anderen binnen de overheid, laat staan aan het brede publiek. Deze huiver wordt zeer vaak gemaskeerd achter allerlei argumenten die er niet toe doen, want het is natuurlijk niet leuk toe te moeten geven dat de kwaliteit van“jouw” informatie maar zozo is. Ja, er zijn natuurlijk terechte privacy-bezorgdheden, maar al te vaak word privacy nog gebruikt als een kreet om elke vorm van openheid te creëren. Ja, de security-issues bestaan, maar ze zijn beheersbaar en beheerbaar.
Wat Di Maio recent nog (in zijn gekende brombeerstijl) terecht benadrukt is dat het gebrek aan kwaliteit van overheidsdata enkel kan opgelost worden door méér openheid, niet door informatie achter slot en grendel te houden. We should not consider these mistakes as unforgivable sins, but as a natural part of the process where the “crowd” (professionals, citizens, other agencies) collaborate on making data collectively better.
Informatie is als geld: wanneer geld niet circuleert en in een kluis ligt, vermindert het dag na dag aan waarde. Telkens informatie wordt gelezen, wordt ze getest. Heel vaak willen informatiebeheerders “wachten” om gegevensets vrij te geven en hopen dat ze eerst nog wat kwaliteitsverbetering kunnen doorvoeren. Terwijl net het vrijgeven van informatie een goede manier kan zijn om, ten eerste, de fouten op te sporen – want heel vaak weet men niet hoe fout of correct bepaalde informatie is. En ten tweede, om fouten recht te zetten en onvolledige info aan te vullen.
Dat laatste veronderstelt wél dat daarvoor de nodige instrumenten bestaan, dat wie fouten ontdekt (of denkt dat te doen) de kans krijgt om dit minstens te melden. En dat daar zo weinig mogelijk drempels worden opgeworpen. En daar komen nieuwe media opnieuw om de hoek kijken: hoe vlotter anomalieën kunnen gemeld worden, hoe beter voor de datakwaliteit. Zodat pverheidsdata effectief "voor verbetering vatbaar" worden.

woensdag 16 maart 2011

Enschede wordt 'open data stad': alles open tenzij...

In de Gemeenteraadsvergadering van maandag 14 maart heeft de  stad Enschede een Open Data motie aangenomen. Daarin wordt het College van Burgemeester en Wethouders verzocht “alles open, tenzij…” als principe te omarmen en daar ook praktische invulling aan te geven, zoals met een Apps wedstrijd, een data catalogus, en een plan van aanpak.

Je kan de video van de bespreking in de gemeenteraad trouwens bekijken op: http://opendataenschede.nl/.
Enschede, de eerste Nederlandse Open Data gemeente: een publiciteitsstunt? Of zit er meer achter?
Dat het open data debat ook in een gemeenteraad gevoerd kan worden, is mooi en eigenlijk niet meer dan normaal. Het laat toe alle voor en tegens nog eens op een rijtje te zetten en het maakt duidelijk dat de maatschappelijke relevantie veel verder strekt dan de natte dromen van een paar techneuten (of de nachtmerries van enkele sceptici).
Een bespreking en beslissing op het politieke niveau is natuurlijk slechts een eerste stap.
Het komt er voor Enschede nu op aan om te zorgen dat die open data die nu beschikbaar gaat komen ook gebruikt worden, dat er applicaties gebouwd worden die waardevol en nuttig zijn  en dat het potentieel van open data tastbaar gemaakt wordt.

woensdag 2 maart 2011

Een standbeeld voor Zuckerberg?

Het geloof dat de inzet van technologie (concreter: informatie- en communicatietechnologie, nog concreter: sociale media) hét middel is om politieke mistoestanden de wereld uit te helpen, heeft nieuwe voeding gekregen door de recente Revoluties in de Arabische landen. Zie bijvoorbeeld: a statue for Mark Zuckerberg in Tunesia?


Het bloed kruipt waar het niet gaan kan: in de Sovjetunie zochten dissidente stemmen een publiek via samizdat, bij de val van de DDR waren dat godbetert de maandagavondse gebedsdiensten in Leipzig. Wanneer mensen uitdrukking willen geven aan hun verontwaardiging en woede, zoeken ze daarvoor het meest geschikte kanaal. En in dictatoriale regimes is de keuze vaak beperkt.



De groene revolutie in Iran van 2009 was de eerste waarbij sociale media (vooral Twitter) een rol speelden. Dat protest is toen neergeslagen. Het mislukken van de opstand is niet aan Twitter te wijten, net zo min als de geslaagde omwentelingen in Tunis en Egypte te danken zijn aan Facebook, Google of Twitter.
De revoluties zijn er niet gekomen dank zij de technologie.Het waren de politieke en de socio-economische omstandigheden die mensen uiteindelijk de moed gaven om op straat te komen, hun stem te laten horen. Via welk medium dan ook, van een tweet tot een spandoek met spotprent. Die mensen zijn de helden van de recente revoluties in de Arabische wereld, niet Zuckerberg.

dinsdag 1 maart 2011

Kennismanagement systemen: niet gemakkelijk

Het blijven moeilijke histories, al die kennissystemen die nu ongeveer een decennium aan een stuk in stelling werden gebracht. En één na één een stille dood stierven, als het al geen doodgeboren kinderen waren.
Onlangs kwam Pierre Dagneau in Itprofessional tot een gelijkaardige conclusie. Zijn analyse is dat KM-projecten al te vaak als informatica-projecten worden beschouwd. Zijn voorstel van remedie: De integratie van de sociale dimensie (social computing, sociale netwerken) met de klassieke dimensies van KM garandeert de succesvolle implementatie van een kennisdelingsplatform dat de behoeftes van de organisaties en de gebruikers beantwoordt.
Eerlijk gezegd, ik heb mijn twijfels... Het is niet door "old" computing te vervangen door social computing dat we er zullen komen. Wel door een werkbaar business concept onder onze kennis-ruilsystemen te schuiven, waardoor de individuele gebruiker de meerwaarde ziet om te participeren. Kennis delen klinkt gewoon te altruistisch, als gebruiker heb je het gevoel te investeren zonder zekerheid ooit iets terug te krijgen.
Terwijl iedereen die kennis deelt vaak ervaart dat hij meer dan het dubbele aan kennis terugkrijgt dan hij ooit "weggaf". Ik probeer al jaren volgende analogie aan de man te krijgen (vruchteloos, ik geef het toe): vroeger stopten de mensen hun spaargeld in een kous, dat vonden ze veiliger. Het idee dat je geld "ergens" op een bank stond die er "iets" mee deed (het aan anderen leende bijvoorbeeld) leek voor velen alleen maar griezelig. Nu weten we dat dit (ondanks een bankencrisis van heb ik je daar) toch de beste, veiligste en meest rendabele manier is om geld te bewaren. Geldt hetzelfde niet voor kennis: kennis behoudt haar waarde als ze wordt bewaard in een community, als ze wordt gedeeld, etcetera. Maar hoe krijg je die analogie - ik blijf overtuigd dat ze geldig is - vertaald in een business model?
Ondertussen zijn er inderdaad wel enkele mooie voorbeelden van kennisgemeenschappen in Vlaanderen, die gebruik maken van de mogelijkheden van social media: klascement bijvoorbeeld. En recent het zeer uitnodigende kenniskantoor van Bibnet.
Het blijven blijkbaar de aloude kennismakelaars (onderwijzers en bibliothecarissen) die ons de weg wijzen...

donderdag 24 februari 2011

ICT-Monitor 2010 over e-government in Vlaanderen

De studiedienst van de Vlaamse regering publiceerde recent de ICT-monitor 2010, die de stand van zaken in Vlaanderen gelijkt met internationaal beschikbare cijfers (EUROSTAT). In verband met e-government komt de studie tot twee vaststellingen:
· E-government voor bedrijven is in Vlaanderen aan een inhaalbeweging bezig en scoort over het algemeen beter dan het Europese gemiddelde. Online dienstverlening zit overal in de lift, e-procurement is zowat overal in Europa een aandachtspunt.
· E-government voor burgers blijft ondanks een vooruitgang een pijnpunt. Zowel voor het opvragen van informatie, het downloaden van officiële documenten en online formulieren invullen– blijft er nog een achterstand tegenover de EU15 te overbruggen. Tegenover de Europese topper voor het opvragen van informatie (Denemarken) en de Europese topper voor de overige indicatoren (IJsland) is de achterstand zeer groot.
Een andere vraag is natuurlijk hoe relevant en correct dit soort vergelijkende studies zijn. Kloppen de vergelijkingen tussen de landen? Meet men de juiste indicatoren? Geert Mareels, Vlaams e-government manager, wijst er bijvoorbeeld graag op dat het er niet om gaat om zoveel mogelijk online formulieren gepubliceerd te krijgen. Beter is het de dienstverlening door de inzet van IT zo te vereenvoudigen dat die online formulieren overbodig worden. Dwing burgers niet om een via een online formulier gegevens in te vullen waar je als overheid al over beschikt, bijvoorbeeld. Ook Andrea Di Maio plaatste recent enkele interessante vraagtekens bij de EUROSTAT-cijfers.

dinsdag 15 februari 2011

Social Media, de massa - en de elites

Op het moment dat ik dit schrijf zit Vincent van Quickenborne () op het Mobile World Congress in Barcelona en dat zullen we geweten hebben. Een waar twitter-orgasme is het resultaat. In de vooravond sprak Eric Schmidt van Google en we krijgen van Q een spervuur van quotes doorgestuurd. Ik pik er eentje uit omdat ik die zo zeitgeisty, zo "helemaal 2010" vind: 'Future will be future for the masses, not for the elite.' Ik weet natuurlijk niet in welke context Schmidt dit poneerde, dus het is wat riskant, maar ik verbind het toch vooral met een idee, dat je de laatste tijd wel vaker ontmoet: dat de informatie- en communicatietechnologieën "power to the people" zullen brengen en voor de afschaffing van de elites zullen zorgen.
Ik geloof daar niets van.
Het power-to-the-people idee is een idee dat recent met de opstanden in de Arabische wereld nieuwe voeding heeft gekregen:
If there was no social networks, this would never have been sparked. Of nog: Luther twitterde al.
Luther twitterde natuurlijk niet, maar zonder de opkomst van een toen nieuwe technologie (namelijk de boekdrukkunst) was het beëindigen van de middeleeuwen nooit gelukt. Het nieuwe medium zorgde mee voor de opkomst van het protestantisme en de burgerlijke maatschappij. Gaf het ook de macht aan de massa's? Nee, het zorgde voor een nieuwe, kapitalistische elite, die de kerkelijke elite opvolgde en de nieuwe spelregels veel beter beheerste dan de pausen, kardinalen en bisschoppen.
Zo zal het ook gaan met Social Media. De klassieke kennis- en communicatiedino's (universiteiten, kranten,...) doen het terecht in hun broek, want hun voortbestaan wordt bedreigd. Niet door de opkomst van de massa's, maar door de opkomst van nieuwe elites.
En daar is op zich niets mis mee. Er is niets verkeerd aan elites. Een elite is dat groepje van mensen dat ervoor zorgt dat er zo iets als een maatschappij is, terwijl  de rest van ons druk bezig is met kinderen opvoeden, eten op tafel brengen en uitslapen op zondag.
Maar het gaat volgens mij dus niet om een afschaffing van de macht, wel om een verschuiving van de macht.

maandag 14 februari 2011

Obesitas van onze inbox

Ik had het eerder over de beslissing van Atos-Origin om e-mail in te ruilen voor social media-tools. Ik ben blijkbaar niet de enige die vragen had bij de motivatie van de top van het bedrijf. Ook Ingmar Koch kreeg "een raar gevoel" : Maar en dat is wat ik zo raar vind in dit geheel: worden er dan ook minder gegevens geproduceerd? Wordt de werkomgeving minder vervuild? Wordt er minder inbreuk gemaakt op het persoonlijke leven? Dat waren toch de redenen om e-mail uit te bannen? J'en doute, monsieur Breton.
Onze inbox lijdt aan obesitas, inderdaad. Er lijkt dan ook een hele beweging te ontstaan van e-mail asceten die hopen te ontsnappen aan de chaos van overlopende inboxen.  Maar de verwachting dat we, door andere tools in gebruik te nemen, onze individuele productiviteit zullen herwinnen, lijkt toch op los zand gebouwd. Er is tot nog toe geen enkele aanwijzing dat Social Media beter gestructureerd en daardoor efficiënter werken dan e-mail. Welke problemen zouden we oplossen door e-mail te verlaten en  ons massaal op social media te gaan storten? Natuurlijk, heel wat studies en voorspellingen geven aan dat e-mail terrein verliest ten voordele van twitter, facebook en dies meer. Maar de twitter terreur zal over enkele jaren (maanden?) niet leuker zijn dan de e-mail horror waar we nu van af willen. Waarschijnlijker lijkt me inderdaad dat e-mail programma's zullen overleven door zich aan te passen. Of zoals Eric Burger schrijft: E-mail zal veranderen en meegroeien met de sociale media. E-mailprogramma’s zelf zijn star en na vijftien jaar nog altijd wonderbaarlijk slecht afgestemd op de wensen en noden van gebruikers. De scheiding in verzonden en ontvangen berichten, het volgen van een correspondentie, het archiveren, het is allemaal tamelijk beroerd geregeld.
Mijn simpele conclusie (nogmaals) : we blijven worstelen met de overload aan data, informatie en halve waarheden die ons dagelijks overspoelen. Een verandering van toepassing (van e-mail naar hootsuite of tweetdeck bijvoorbeeld) zal daar weinig aan veranderen. We kunnen niet 24/7 sociaal zijn, af en toe moeten we ook het bordje NIET STOREN durven ophangen en de dingen op een rijtje zetten.

zondag 13 februari 2011

Social Media en de overheid: gevaarlijke tijdsverspilling volgens Di Maio

Andrea di Maio van Gartner zit niet gauw verlegen om een stevige mening, zie mijn eerder berichtje over zijn aanval op het Citadel Statement. Wat dacht je van deze : Social Media is a nuisance for government after all?
Natuurlijk, geeft Di Maio toe, zijn er talloze voorbeelden van het goede gebruik van social media door overheidsorganisaties. Maar die verzinken in het niets bij de mogelijke nadelen van social media en de slechte pers die ze (kunnen) krijgen. En dat om verschillende redenen:
  • Slecht nieuws doet het altijd beter dan goed nieuws, zeker als het over overheid en IT gaat.
  • Klagers kruipen makkelijker in de pen dan tevreden burgers. Social Media vergroten het effect hiervan nog.
  • Wat goed is vanuit een burgerperspectief is dat niet altijd vanuit het standpunt van de overheidsorganisatie.
  • Veel overheidsorganisaties gebruiken social media-communicatie als opgewarmde kost van wat ze via de website meedelen.
  • Government 2.0, Open Government en Open Data -promotors gebruiken jargon dat beslissingsnemers niet aanspreekt en slagen er niet in de link met de praktijk te maken.

Behalve de laatste reden, gelden Di Maio's opmerkingen niet specifiek voor de overheid. Hetzelfde kan gezegd worden (en wordt ook wel gezegd) over de relatie tussen privé-organisaties en hun klanten - en de manier waarop Social Media daar stokken in de wielen kunnen steken.
Maar ook hier geldt: er bestaat geen slechtere manier om te communiceren dan niet communiceren. En naarmate het belang van Social Media als communicatiemiddel een toeneemt, kan geen enkele organisatie (overheid of privé) het zich permitteren deze nieuwe kanalen te negeren.
 
Met zijn uitval naar de moeizame vertaling van theorie naar praktijk in het hele Open Data verhaal, heeft Di Maio volgens mij wél een punt. Steden als Amsterdam en Rotterdam hebben mooie demo-projecten opgezet die het Open Data-idee moeten aanschouwelijk maken. Iemand een idee hoe we dit in Vlaanderen concreter zouden kunnen maken?
 
 

donderdag 10 februari 2011

Open data: het gaat hard in Nederland

Na Apps for Amsterdam (zie eerder berichtje) gaat nu ook Rotterdam "zijn" data opengooien, meldt Webwereld. Origineel is daarbij dat men deze data richting studenten gooit die er, onder begeleiding van experten, mee aan de slag kunnen.
Tweehonderd studenten van het Instituut Communicatie, Media en Informatietechnologie van de Hogeschool Rotterdam hebben de opdracht om aansprekende voorbeelden te realiseren om de innovatieve, maatschappelijke en economische potentie van Open Data voor Rotterdam zichtbaar te maken. Met deze voorbeelden wil de gemeente ook op andere terreinen het belang van open data verduidelijken.

Bridgie is de eerste Rotterdam Open Data applicatie, gerealiseerd door 1e jaars informatica studenten. Het is een applicatie voor het mobiele Android platform dat met open data gegevens van de Gemeente Rotterdam, afdeling Verkeer en Vervoer, de actuele status van een aantal bruggen in Rotterdam laat zien en de gebruiker op basis van historische informatie voorspelt hoe snel de brug open zal gaan.
In juni 2011 worden meer resultaten voorgesteld. Een leuk project: http://www.rotterdamopendata.org/

woensdag 9 februari 2011

Weg met de e-mail chaos, leve de social media-chaos!

Bericht van de dag: Atos Origin stopt binnen drie jaar tijd met e-mailen. Amai, denk je dan, maar als snel volgt een nuancering: het blijkt om intern mailverkeer te gaan. Dan nog, ze zijn daar met 50.000, dus dat kan ook wel tellen.
Ik keek wel op van de motivatie van algemeen directeur Thierry Breton: ‘Managers besteden wekelijks tussen de vijf en twintig uur aan het lezen en schrijven van e-mails, terwijl social media sterk in opkomst zijn.’ Het kan toch niet dat ze bij Atos Origin denken dat hun managers minder tijd zullen verliezen als alle content die nu per e-mail gaat nieuwe wegen zoekt en via facebook, yammer, twitter of wat-morgen-mag-opduiken van de ene medewerker naar de andere gaat?
Het probleem met e-mail is dat het een ongestructureerd zootje is. Wie zijn mail checkt weet wat hij/zij kan verwachten: een mix van lolbroekerij, zaken die dringend moeten opgevolgd worden, interessant nieuws, spam, klachten. Ik twijfel of twitter of facebook of... betere papieren kunnen voorleggen. Ook daar is het chaos troef.
De simpele waarheid is dat we als gebruikers die chaos koesteren. De meest succesvolle ICT-toepassingen van de laatste decennia, e-mail en sms, bewijzen dat. Als IT-ers houden we van structuur en vinden we het bijvoorbeeld veel properder als een bestand niet voor de zoveelste keer wordt meegestuurd als attachment maar via een link wordt gedeeld. Helaas, geen mens die op die manier werkt, ook wijzelf niet.
De toekomst is aan applicaties die de gebruiker sluw en sluiks van ongestructureerd naar gestructureerd leiden. Die de chaoot in onszelf verwennen en achter onze rug orde op zaken stellen. Die de gebruiker niet dwingen zich de logica van het systeem eigen te maken, maar die onder water wel zelf een ijzersterke logica hanteren. Maar dan hebben de social media tools die nu het mooie weer maken nog wel wat werk voor de boeg.
Benieuwd welk persbericht Atos Origin over drie jaar de wereld instuurt - en welke tools ze daarvoor inzetten...

Een overheidscloud is nog vrij ver weg, zegt Nederlandse minister...

... maar toch niet zo ver weg als een Belgische overheidscloud, want daarover hebben we hier te lande nog niets gehoord.
Er wordt in Nederland wel een strategie ontwikkeld (meldt Binnenlandsbestuur.nl) die de specifieke uitdagingen van cloudtechnologie in een overheidscontext moet gaan onderzoeken.
De in Nederland gedetecteerde uitdagingen zijn:
- de schaal: overheidsorganisaties zijn groot
- de legacy van tal van systemen die niet of moeilijk aan te sluiten zijn op een cloud
- de hoge eisen die de overheidscontext stelt, bijvoorbeeld ivm privacy

In de Belgische context kan je daar nog aan toevoegen: de interbestuurlijke complexiteit, met als risico dat je naast een Vlaamse en een Belgische wolk ook nog met provinciale wolkjes te maken krijgt. Waarbij lokale besturen dan maar moeten zien hoe ze alles met elkaar verbinden.
Zodat de lokale besturen, die in theorie uit deze nieuwe ontwikkelingen misschien het meest voordeel kunnen halen op het vlak van kostenbeheersing, flexibiliteit en innovatie, er het minst bij winnen. En deze cloud eerder een aswolk voor hen wordt...

dinsdag 8 februari 2011

Slim en/of sociaal? Pick your poison

Are Intellectuals Social?
Mijn intellectuele helden alvast niet: Ludwig Wittgenstein, Saul Kripke,... het zijn of waren eenzaten, met een gezonde dosis minachting voor de dwergen in hun omgeving. Zowel bij Wittgenstein als Kripke een grote terughoudendheid om teksten vrij te geven, gevoed door de overtuiging dat ze toch verkeerd begrepen zullen worden.
Maar goed, de mindere goden, wij dus, kunnen duidelijk niet zonder een omgeving die ons inspireert, ons ideeën aanrijkt en vervolgens luistert wat we met deze ideeën hebben aangevangen. Want informatie wordt pas kennis op het moment dat we er iets mee doen: structureren, van context voorzien, interpreteren,... En dat is natuurlijk het gevaar waar het artikel Are Intellectuals Social? op wijst: dat we onszelf twittergewijs dreigen te reduceren tot een doorgeefluik van informatie, in de veronderstelling dat iemand anders er wel iets mee zal aanvangen, maar zonder er zelf extra waarde aan toe te voegen.
Het ideaal van de "social intellectual", dat in het artikel naar voor wordt geschoven, klinkt mooi maar eerlijk gezegd ook een beetje klef: These social intellectuals actually respond to emails and inquires from their followers. They aren’t “puffed up in their own mind” rather their hearts are motivated to serve the audience and they appreciate the engagement.  These folks don’t care what their “klout score” is or their rank in the ecosystem of all things social rather they care about assisting the human network desire to progress, improve and innovate.
Allemaal waar, maar waar vinden we die brave zielen die tegelijkertijd intellectueel als sociaal zijn? Waarschijnlijk gaat het om een eb-en-vloed beweging, kennen we, als het goed is, periodes van intensieve communicatie en momenten van geconcentreerde creatie. Soms vereist het structureren en/of interpreteren een bordje NIET STOREN bij de deur. Of om een andere intellectuele held te noemen: Marcel Proust. Het ene moment roddelend in de Parijse salons, het andere moment eenzaam afgezonderd schrijvend in zijn appartement.

Zeg niet "de digitale bibliotheek", zeg "de bib van morgen"

Vanmorgen een interessante brainstorm meegemaakt bij Bibnet over de Digitale Bibliotheek (trouwens op basis van een leuke presentatie). Geen evident onderwerp blijkbaar, noch binnen de bibliotheeksector, noch bij de gebruikers. Sommige mensen, misschien vooral ouderen, worden afgeschrikt door het woord digitaal en dreigen af te haken. Anderen, waarschijnlijk vooral jongeren, worden afgeschrikt door het woord bibliotheek en hebben misschien al afgehaakt.

In de loop van de voormiddag kwamen een paar interessante vragen aan bod:
  • Moet een lokale bibliotheek een eigen afdeling audio-visuele materialen hebben? Moet elke bibliotheek aan collectievorming blijven doen? Of moet de lokale bibliotheek een goed aangelegde toegangspoort zijn naar de informatiesnelweg? Waarbij het aanbod meer meer bovenlokaal zal georganiseerd worden? Een trend die met de downloadbaarheid van muziek al duidelijk te zien is, maar die er ook zit aan te komen bij de gedrukte content: van boek naar e-book
  • Andere vraag: hoe zinvol is het idee van een bibliotheeklidmaatschap nog? Is het niet beter aan elke Vlaming gratis een basisdienstverlening aan te bieden ivm informatie - en cultuurvoorziening zonder dat die zichzelf eerst lid moet maken en waarbij je dienstverlening die verder en dieper gaat betalend kan maken?
Het gaat met andere woorden niet over digitaal of niet, maar over de kerntaken van de bib en hoe deze morgen en overmorgen gestalte moeten krijgen.

maandag 7 februari 2011

Meer doen met te weinig?

De Vlaamse overheid moet meer doen met minder, zei Minister Bourgeois zaterdag in De Morgen. Organisaties die hun processen willen rationaliseren en vereenvoudigen doen dat vandaag de dag vaak door slimme ICT-investeringen. Maar dat is in het geval van de Vlaamse Overheid blijkbaar toch niet echt de bedoeling. Het aandeel van de ondersteunende functies, zoals ICT of logisitiek wordt tegen 2014 herleid van 15% naar 10% van het totale personeelsbestand. Dat zijn zo'n 1.140 voltijdse jobs.

vrijdag 4 februari 2011

Er wordt niet bestuurd? Had je gedacht!

Het klinkt misschien wat goedkoop, maar op een saaie vrijdagmiddag vind ik dit toch schitterende humor:

De ministerraad heeft op voorstel van minister van Klimaat en Energie Paul Magnette een ontwerp van koninklijk besluit goedgekeurd dat het model vaststelt van de legitimatiekaart van de inspecteurs van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG). Het ontwerp regelt de vorm, de afmetingen en de kleuren van de legitimatiekaart alsook de logo's en vermeldingen die er op moeten voorkomen.
Het ontwerp voert artikel 4, §1 van het koninklijk besluit van 13 december 2009 uit, dat bepaalt dat de inspecteurs van de CREG in het bezit moeten zijn van bewijsstukken ter rechtvaardiging van hun ambt bij het uitoefenen van hun onderzoeksopdrachten en het vaststellen van overtredingen, zoals bedoeld in de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen en door de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. (bron: http://bit.ly/feJZ7U, via @TinneVdS )

We hebben dan wel geen echte regering maar gelukkig toch enkele mensen die ondertussen de boel samenhouden...

woensdag 2 februari 2011

Open data: apps for Amsterdam

Apps for Amsterdam is een initiatief om zoveel mogelijk data van de Gemeente Amsterdam toegankelijk te maken voor iedereen. Dit doet de stad door developers en studenten op te roepen deze statistische informatie of Open Data te vertalen naar succesvolle applicaties voor bijvoorbeeld smartphones, web of Facebook.
De website van het initiatief bevat ook een goede omschrijving van wat open data wel en niet zijn. (Goed om te copy-pasten naar een slide en indien nodig in een vergadering te gooien vóór de Babylonische spraakverwarring kan om zich heen kan grijpen:)
Om open data op een eenduidige en uniforme wijze aan de eindgebruiker ter beschikking te kunnen stellen zijn op internationaal niveau de volgende principes geformuleerd:
1.Alle data waar geen restricties i.v.m. privacy, veiligheid of anderszins op rusten wordt ter beschikking gesteld;

2.Data wordt verzameld bij de bron, dus met de grootst mogelijke detaillering;

3.Data wordt zo snel mogelijk beschikbaar gesteld om de gebruikswaarde te behouden;

4.Data wordt beschikbaar gesteld voor een zo breed mogelijke groep mensen, en voor een zo breed mogelijk aantal toepassingen;

5.Data wordt beschikbaar gesteld in een formaat dat voldoende gestructureerd is om automatische verwerking mogelijk te maken;

6.Data wordt ter beschikking gesteld aan iedereen;

7.Data wordt ter beschikking gesteld volgens open standaarden waarover niemand de exclusieve controle heeft;

8.Data wordt ter beschikking gesteld vrij van restricties door copyright, patenten, merken etc.;

9.Er is een contactpersoon beschikbaar om vragen van mensen die data proberen te hergebruiken te beantwoorden.
Op 16 februari wordt de kick-off gegeven met onder meer Peter Corbett over de voordelen van Open Data. Corbett is CEO van iStrategyLabs en een van de initiators van Apps for Democracy in Washington DC.

Online influence en e-reputatie

Eén van de leuke dingen aan Twitter is dat het zo open is. Je kan makkelijk exporteren en via API's kan je zo ongeveer alles (van ongeveer iedereen) meten, tellen,... zie bijvoorbeeld http://simplymeasured.com/
De vraag is natuurlijk: wat betekenen die cijfertjes die je zo makkelijk binnenkrijgt. Een voorbeeldje van het in kaart brengen van mijn Twitter-followers dat ik daarnet binnen haalde:

Bestaat er een manier om die op een goede wijze te interpreteren? Een tijdje geleden had ik het over klout.com. Daarover bestaat nu een niet onaardige quora -question: http://www.quora.com/What-is-a-Klout-score, waarin Joe Fernandez, co-Founder en CEO at Klout, onder meer het volgende zegt:
At its essence the score is calculated by looking at what proportion of the content you create is acted upon and how influential the people are performing the actions. (...) This is a proprietary algorithm but we list all the ingredients of the calculation on our site.
Natuurlijk wordt Klout ook gecontesteerd en wordt er verwezen naar andere gelijkaardige meetinstrumenten, zoals Peerindex.net, maar dat heb ik nog niet aan de praat gekregen. Iemand wel?

dinsdag 1 februari 2011

Wat verwacht de CIO van 2011?

Na een ondervraging van 2.000 cio's wereldwijd (waarvan 641 in Europa), is onderzoeksbureau Gartner tot een top-5 gekomen van de technologische prioriteiten voor de cio in 2011: cloud computing, virtualisatie, mobiele technologie, it management en business intelligence (bi). Bron: Datanews

maandag 31 januari 2011

Inside =>out, outside=>in

In zijn New Normal-presentatie van 15 december in Brussel had Peter Hinzen het onder meer over de strategische omslag bij IT-reuzen. Vóór het jaar 2000 mikte Microsoft op het inside-out effect: de programma's die werknemers leerden kennen op het bedrijf werden het voorbeeld voor de applicaties die ze thuis wilden gebruiken. Office pro effende het pad voor office home.
Google en anderen die na 2000 kwamen, hebben echter vaak eerst de vrijetijdssfeer veroverd. Allerlei WEB 2.0 tools veroveren nu echter van buitenaf de werkvloer.
Voor de IT-afdeling heeft dit verstrekkende gevolgen. Waar men ooit intern de norm kon stellen, lukt dit nu veel moeilijker omdat medewerkers veel sterker hun individuele voorkeuren willen en kunnen laten gelden (en ondertussen ook veel beter op de hoogte zijn van wat er op het vlak van IT te krijgen is...).

Hinzen had het over software, maar hetzelfde fenomeen speelt zich ook af op het vlak van hardware. Meer en meer werknemers kiezen bijvoorbeeld zelf hun smartphone en de organisatie, en in het bijzonder de IT-afdeling, moet daar leren mee omgaan. Je kan als organisatie ook zelf het initiatief in handen nemen, zoals ze bij de Nederlandse gemeentebesturen Wormerland en Oostzaan begrepen hebben: Bring Your Own Device. Breng je iPad mee naar het werk en wordt ervoor betaald. Je bent als werknemer zelf verantwoordelijk voor je ict-budget en ... voor de beveiliging van je device.

vrijdag 28 januari 2011

Europese parlementsleden en digitale media

Fleischmann-Hillard voerde een onderzoek uit naar de manier waarop Europese parlementsleden digitale media gebruiken (of niet). Enkele resultaten:


Welke digitale instrumenten gebruiken Europese parlementsleden om met hun kiezers te communiceren?










Hoe schatten Europese parlementsleden deze instrumenten in?












Interessant : Europese parlementsleden die bloggen of twitteren, doen dat vooral om hun boodschap te verkopen en niet om te ‘luisteren’ wat leeft. Of those who tweet and/or blog, the greatest benefit was universally named as 'expressing views to constituents'. This shows that MEPs' use of Twitter and blogging for actively engaging in conversation remains low.

Het klassieke “persoonlijk contact” en geschreven standpunten zijn volgens deze parlementsleden veel belangrijker bij het vormen van een eigen politieke overtuigingen en standpunten.


donderdag 27 januari 2011

Clouds: wolken en/of mist

Het is toch wel ironisch dat het cloud-begrip zo "wolkig" blijft. Iets dat ook Nelie Kroes is opgevallen. Normally I prefer clearly defined concepts. But when it comes to cloud computing I have understood that we cannot wait for a universally agreed definition.
Nelie Kroes had het vandaag op het World Economic Forum over de Europese cloud strategie.

I want to make Europe not just "cloud-friendly" but "cloud-active". Belangrijkste elementen van deze strategie zijn:

Ten eerste, het voorzien van een passend juridisch kader dat de uitdagingen ivm gegevensbeveiliging en privacy ter harte neemt.

Ten tweede, onderzoek voorzien naar de technische en zakelijke voorwaarden voor het succesvol in stelling brengen van clouds. Tecnische standaarden, maar ook contract-templates, maken daar deel van uit.

Ten derde, het ondersteunen van pilootprojecten die de meerwaarde van clouds kunnen demonstreren.

Broadband for all  is the Digital Agenda's ICT infrastructure policy. People often ask me what will be done with all that bandwidth. I am convinced that cloud computing is an important part of the answer.

In dit "antwoord" zit natuurlijk een nieuwe vraag vervat. Welke diensten kunnen we verwachten van clouds? Volgens goede oude IT-gewoonte is het antwoord momenteel meestal: ALLES. Cloud computing wordt momenteel zo gehypet dat de Gartneriaanse trough of disillusionment niet ver meer af kan zijn.

woensdag 26 januari 2011

Trendwatching: NoSQL

Er was een tijd dat ik mijn ICT street credibility probeerde te verdienen door op vergaderingen iets te mompelen over "stored procedures" of "embedded sql" - om maar te zeggen welk een respectabele leeftijd ik ondertussen heb. Twee jaar geleden kwam Steven Noels (@stevenn) op V-ICT-OR SHOPT IT vertellen dat sql toch wel een beetje passé was. Met jaloersmakende zelfzekerheid schoof Steven in zijn presentatie referentiële integriteit en andere knuffels van de RDMS aan de kant. Ik wist niet wat ik hoorde en weet het eigenlijk nog altijd niet. Ik denk dat ik voorgoed miskweekt ben en altijd wel in tables, relations en keys zal blijven denken (als het over databases gaat ;)
Maar recent zie ik NoSQL hier en daar weer opduiken, onder meer via Steven: een evenement, een vergelijkend artikel,... Blijkbaar toch wel in opmars.

Open overheid door een open data beleid

Het Nederlandse onderzoeksinstituut TNO publiceerde zeer recent een rapport over de noodzaak van een open data beleid binnen de overheid. Dank zij de evolutie van informatieverwerkingstechnologieën is het voor overheden mogelijk om sets ruwe data te publiceren waarmee burgers, onderzoeksinstellingen en bedrijven meerwaarde kunnen creëren. Maar overheden zijn het niet gewoon om het intiatief in deze uit handen te geven...
Aan de hand van inspirerende voorbeelden uit het buitenland (om USA, GB, Estland,... niet België;) wordt de noodzaak geschetst om een echt beleid hieromtrent te voeren, zoniet verzandt men in vrome intenties. Men komt tot een lijst van twaalf aanbevelingen, waarvan de eerste het oprichten van een zogenaamde "data portal" is. Deze is er ondertussen in Nederland: http://www.overheid.nl/opendata/
En in België?

Verplichte lectuur: "Dienstverlening - impact met een glimlach"

Volgens Bart Noels () is dienstverlening de kerntaak van de lokale overheid. Mensen helpen om een premie aan te vragen, een goed bibliotheekboek uit te kiezen of wegwijs te maken in de welzijnsvoorzieningen. Boeiende infokranten maken, een cultuurvoorstelling boeken of een sportkamp met tevreden deelnemers organiseren, een park onderhouden, informatie geven over een bouwvergunning, een bewonersparkeerkaart afleveren.
Maar... de overheid is (veel te) complex. Het inzicht dat de overheid te complex geworden is voor een modale burger stimuleert de realisatie van meldpunten en eenvoudiger communicatie. De verwachtingen van de burger en de ambities van de lokale politici zijn soms torenhoog, de prioriteiten moeilijk op te lijsten.
Het boek Dienstverlening - impact met een glimlach inspireert en geeft een boel nuttige tips. Er is ook een presentatie beschikbaar: http://slidesha.re/gLKJI5

dinsdag 25 januari 2011

Is innovatie irrelevant?

Voor een meninkje goed en fijn, moet je bij Roland Duchâtelet zijn: innovatie is irrelevant geworden.
De tijd van de firma’s die met een geniaal idee starten in een garage, is voorbij. Er zijn nu veel meer ingenieurs in de wereld, die veel sneller met elkaar kunnen communiceren via het internet.
En : Vlaanderen kan zijn begrotingsproblemen in een wip oplossen door het IWT af te schaffen.
De grote knoop zit 'm volgens Duchatelet in het op de markt brengen. De markt is globaal geworden dus is het veel moeilijker geworden om met je product(en) een plaatsje te veroveren. De toekomst is volgens hem niet aan de dappere kleine duimpjes maar aan de grote reuzen, die zich kunnen organiseren als een groep van kleine bedrijven.
Het grappige is dat Duchâtelet innovatie automatisch lijkt te reduceren tot technologische innovatie. Dat de interessantste vernieuwingen gebeuren binnen marketing en de manier waarop bedrijven zich organiseren telt blijkbaar niet als innovatie. Innovatie reduceren tot technologische innovatie, daar moet je inderdaad een ingenieur voor zijn, zoals... Duchâtelet zelf.

De zeven hoofdzonden bij de invoering van een ICT-project binnen de overheid

Op eburg.nl kan je een document downloaden met als titel : "De zeven hoofdzonden bij de invoer van een DMS". Hier komen ze:
1/ De implementatie wordt onderschat
2/ Techniek verdringt de inhoud
3/ De gebruiker staat niet centraal
4/ Overheid heeft te weinig ICT-kennis
5/ Comptabiliteit ontbreekt
6/ Overheidsorganisaties worden ‘geplaagd’ door onbegrensde ambities
7/ Politieke agenda’s
Ik kan me niet meteen een ICT-project binnen de overheid voorstellen waar dit geen gekende valkuilen zijn (nieuwe website, invoeren notulensysteem, facility management,...).

"Vaag, wild en immatuur": het Citadel Statement volgens Andrea Di Maio

Andrea Di Maio, vice-president bij Gartner, schreef (reeds een tijdje geleden, maar nu pas opgemerkt, dank zij Geert Mareels) een zeer kritisch commentaar over het Citadel Statement: I honestly hope that the quality of this statement is not representative of the maturity and understanding that European local governments have about open government.
Het is volgens hem te vaag (mwa, misschien wel), te wild (ivm common definitions bvb, maar daar dienen dergelijke verklaringen toch voor: om de  lat hoog te leggen?) en haalt ouwe koeien uit de gracht (maar ook daar dienen dergelijke verklaringen toch voor: om op dezelfde nagels te blijven kloppen?).
De vijf voorbeelden van open data-verwezenlijkingen, waarover het statement spreekt, zouden Di Mao in de nabije toekomst ongelijk moeten geven. Werk aan de winkel...

maandag 24 januari 2011

In 2011: doorbraak van e-government voor bedrijven?

Ze komen iedereen ondertussen de neus uit, maar nog ééntje om het af te leren: ook Deloitte heeft nu een lijstje klaar met techno-trends voor 2011. Van deze keek ik toch even op: 2011 wordt de grote doorbraak wordt voor E-government. Meer dan 90% van de bedrijven in de ontwikkelde landen zal gebruik maken van de eGov-diensten, zo wordt verwacht. Het aandeel van burgers die eGov-diensten gebruiken, zou met minstens 10% toenemen.
Gaat het om een zoveelste come-back (zoals bij Cherr) of wordt online dienstverlening eindelijk business as usual in 2011?

donderdag 20 januari 2011

ICT-er met diploma? Nee, bedankt!

Hoewel de website van de stad Eeklo er zelf niet over rept (http://bit.ly/gkTMt1), verscheen gisteren op de redactie (, via ) het bericht dat de stad Eeklo een informaticaspecialist zonder diploma zoekt. "Heel de legislatuur zijn verschillende examens georganiseerd en niemand die de eindstreep haalde. Nu willen we een vaste baan, willen we iemand die de ervaring en competentie brengt en niet zozeer iemand met een diploma", zegt burgemeester Loete.
Toch wat wenkbrauwgefrons hier en daar, onder andere op de Twitter van Eddy Van der Stock (@eddyvds)  : wanneer gaan lokale besturen beseffen dat lage barema's de oorzaak zijn en niet de "goedbetaalde" privé?
Een andere vraag is natuurlijk of elke ICT-er in een lokaal bestuur per se een technisch diploma moet hebben, als communicatieve vaardigheden en organisatorisch inzicht minstens zo belangrijk blijken? Maar ook die talenten hebben hun prijs...

woensdag 19 januari 2011

Niet akkoord: "Klantgericht werken botst met overheidstaak"

In zijn boek "De rationaliteit van de klantgerichte overheid" trekt Marcel Hoogwout ten strijde tegen het klantdenken. Het lijkt maar niet te lukken met die klantgerichtheid binnen de overheid: we verzuipen in de nieuwe processen en werkwijzen zonder dat de klant er beter van wordt. Volgens de auteur kan dat ook niet, want de overheid die klantvriendelijker wil worden komt met zichzelf in tegenspraak. Een overheid moet het algemeen belang bewaken en dat gaat vaak tegen het individuele belang van de klant-burger in.
Klinkt goed, maar volgens mij klopt het niet. Klantvriendelijkheid houdt niet dat je de klant per se zijn/haar zin geeft en dat je bijvoorbeeld vrolijk stedenbouwkundige en andere vergunningen gaat uitdelen omdat de mensen dat natuurlijk het leukste vinden.
Het betekent wél dat je ervoor zorgt dat de klant zo snel mogelijk weet waar hij/zij aan toe is en dat de hele werkwijze op een voor de klant zo comfortabele manier verloopt (ook al krijgt die zijn zin niet en mag hij geen replica van de eifeltoren in de voortuin bouwen). Ook bedrijven proberen het de klant slechts naar zijn zin te maken in zover het hún belangen niet schaadt (winst maken bijvoorbeeld). Zoals je bij bedrijven de spanning hebt tussen het belang van het bedrijf en het belang van de klant, heb je binnen de overheid de spanning tussen het algemeen belang en het individuele belang van de klant. Maar dat houdt niet de onmogelijkheid van klantgericht werken in.
Ook al blijft het een moeilijke opdracht, niet alleen binnen de overheid maar ook binnen het bedrijfsleven, zoals de hilarische reportages van Neveneffecten, Peters en Pichal ea keer op keer bewijzen.

donderdag 13 januari 2011

Vijf tips voor het gebruik van sociale media binnen de overheid

Eddy Van der Stock (@eddyvds) signaleert een interessante blog met 5 tips om social media succesvol in gebruik te nemen binnen overheden:
1) Zet er iemand op! Het moet iemands verantwoordelijkheid zijn, anders gebeurt het niet.
2) Begin bescheiden maar hou consequent vol
3) Kijk eerst eens rond of welke mensen uit de organisatie eventueel al (goed of minder goed) bezig zijn
4) Leg in de communicatie via social media het verband met de kerntaken en missie van de organisatie. Het gaat om meer dan het opladen van leuke foto's.
5) Laat je inspireren door goede voorbeelden.

woensdag 12 januari 2011

Interessant in 2011: Klout?

Klout.com meet hoe performant en invloedrijk jij (of om het even welk Twitter-account dat je intikt)  bent op Twitter.
Klout meet verschillende zaken:
  • amplification: in welk mate wordt er gereageerd op je tweets (mentions, retweets,...)
  • true reach: hoe groot is je netwerk
  • network: hoe invloedrijk zijn de mensen in je netwerk
Mijn Klout score is:



Kan beter!

Natuurlijk worden ook vragen gesteld bij de manier waarop Kout meet, zie bijvoorbeeld, http://bit.ly/fcfNqi
Klout werkt momenteel aan een gelijkaardige LinkedIn-meter, benieuwd...

maandag 10 januari 2011

Is er een CIO in de zaal?

Filip Meuris (@FilipMeuris) signaleert een interessante blog van David Eaves : een simpele manier om na te gaan of je (lokale) overheid strategisch goed bezig is. Kijk naar het organogram en ga na of de CIO deel uitmaakt van het management team. "We aren't going to reinvent government when the person in charge of the infrastructure upon which most of the work is done, the services are delivered and pretty much everything else the org does depends on, isn't even part of the management team or part of the organizations strategic conversations."

David schrijft over Canada maar het had Vlaanderen kunnen zijn...

vrijdag 7 januari 2011

Trend 2011? De CIO is dood, leve de CIO?

Was het Nicholas Carr die er in Does IT matter ooit mee begon? Carr beweerde dat de hedendaagse CIO te vergelijken is met de "directeur elektriciteit", die rond 1900 in veel firma's aan het werk was. Elektriciteit was toen nieuw, instabiel én cruciaal voor de bedrijfscontinuteit dat er vanuit het beleid speciale aandacht moest worden besteed. Nu elektriciteit een commodity geworden is die gewoon uit de muur komt, zijn er al lang geen directeurs elektriciteit meer. Carr voorspelt het zelfde voor IT en de CIO's. Velen zijn hem sindsdien gevolgd, bijvoorbeeld vrij recent Hans Dobbelaere, zij het met lichtjes aangepaste argumenten. Anderen verklaren de CIO helemaal niet dood, maar zien een nieuw takenpakket op m/v in charge afkomen.. Maar als we opsomming van Guido Van Humbeek overlopen, dan is de kans niet gering dat de CIO na een blik op dit lijstje ter plekke in elkaar stort. De nieuwe CIO weet niet alleen alles over ICT (uiteraard) maar ook over de business van zijn organisatie, hij is een uitstekend strateeg, communicator, geeft kundig leiding aan zijn/haar dienst én wordt natuurlijk afgerekend op de resultaten, niet van zijn/haar dienst maar van de organisatie als geheel.
De nieuwe CIO als witte raaf of zwart schaap?

donderdag 6 januari 2011

Elektronische overheid trends in 2011? Open data!

Tim Beckers vraagt op de Linked-In groep "Microsoft - Lokale en Regionale Overheid" (http://linkd.in/hveDFr ) welke trends we zien in 2011 voor de elektronische overheid. Als ik mag kiezen: Open data!
De Citadel-verklaring van 14 december, http://bit.ly/edj8XU, legt terecht de nadruk op Open Data en doet een oproep om in 2011 enkele concrete cases effectief aan te pakken. Bijvoorbeeld: uurregelingen openbaar vervoer. Het NMBS-debacle waarbij de spoorwegmaatschappij het bestond een app-ontwikkelaar af te dreigen omdat hij van "haar" data gebruik durfde te maken, is hierbij zeker een inspirerende worst practice.


Bij voorkeur gaat het hier om gegevens die niet persoonsrelateerd zijn om in een eerste fase eindeloze privacy-discussies te vermijden. Interessante voorbeelden zijn: wegenwerken, kinderopvangplaatsen, lokatiegebaseerde informatie (wie is uw wijkagent, wanneer wordt huisvuil opgehaald, ...). Nog suggesties?

Openbare werken en sociale media

Update: nu met correcte link!

Openbare infrastructuurwerken zorgen vaak voor heel wat debat, discussie en/of protest. Groepen van burgers en belanghebbenden hebben daarbij de weg naar allerlei sociale media reeds lang gevonden. De heraanleg van een plein, een weg of andere ingrepen in de openbare ruimte zorgen steeds meer voor het ontstaan van community-websites, Facebook-groepen, enzoverder.

Wanneer de lokale overheid deze nieuwe kanalen bij haar projectcommunicatie negeert, verspeelt men de kans om een breed draagvlak uit te bouwen of riskeert men dat het debat gekaapt wordt door één bepaalde groepering.



Maar hoe doe je dat, die integratie van sociale media in je projectstrategie? Daarover bestaat een handig boekje van de Nederlandse organisatie KING. KING staat hier niet voor het kwaliteitsinstituut nederlandse gemeenten, maar wel voor Kennis In het Groot, een kenniscentrum voor projectmanagers van Grote infrastructuurprojecten: http://www.kennisinhetgroot.nl/upload/documents/produkten/King%20social%20Media_totaal.pdf

woensdag 5 januari 2011

Twitterende gemeenten in Vlaanderen

Nee, Merelbeke is niet alleen. Twitterende gemeenten in Vlaanderen, een (niet meer zo actueel) lijstje : http://bit.ly/eIhpot

Twitterende gemeenten: Merelbeke (B) versus Berkelland (NL)

De gemeente Berkelland in Nederland twittert: @. Niks spectaculair, doet bijvoorbeeld de gemeente Merelbeke in België (@merelbeke ) ook. Alleen, wat is het verschil? Berkelland vermeldt dit ook op hun website en wijst gebruikers zo de weg: http://bit.ly/eILY51. Het ei van Columbus, maar je moet het wel doen.
Als je als gebruiker de Merelbeekse website bezoekt blijf je daarentegen in het ongewisse:




Let wel: je vindt op Berkellandse website niet alleen de tweets van @ maar alle tweets over . Mooi!

dinsdag 4 januari 2011

Goede voornemens 2011

#1 Niet meer "druk druk druk" zeggen als iemand me vraagt hoe het gaat

#2 Niet meer iemand "succes!" wensen als ik gewoon "het beste" bedoel

#3 Niet meer "absoluut" zeggen als ik gewoon "ja" bedoel

#4 Volgende woorden vermijden: uitdaging (in plaats van probleem), implementatie/implementeren (dat wordt een moeilijke!: in plaats van uitvoeren, invoeren,...), optimaliseren (in plaats van verbeteren), faciliteren (in plaats van mogelijk maken), zie verder: vaagtaal.nl