woensdag 30 maart 2011

Radio Twitter

Reactie van nogal wat mensen die horen dat “ik op twitter zit” (grappige uitdrukking trouwens): “Goh, dat kan ik er echt niet bijnemen, ik krijg al die mailtjes sowieso nu al niet verwerkt."

In huis heb ik graag de radio aan, met zijn mix van prettige muziekjes, nuttige informatie, leuke weetjes en soms oeverloos geklets. Als ik ontbijt, kook of de krant lees. Vaak hoor ik de helft niet van wat er wordt gezegd, maar dat vind ik niet erg. En soms, als ik me op iets wil concentreren, zet ik de radio uit.

Eigenlijk ga ik op dezelfde manier met Twitter om: het is een onophoudelijke stroom waar je dingen kunt uit oppikken, maar die hoogstens onder de noemer “interessant” vallen, nooit “dringend”. Het irritante van onze mailbox is dat we er alles en nog wat in terugvinden (zie eerdere post): dringende dingen, interessante dingen, grappige dingen, verdachte dingen,… We Quit Mail was rond de jaarwissel een "beweging'" (groot woord) van lui die hun overvolle, tijd- en energievretende mailbox beu warenHet zou leuk zijn als we er de komende jaren zouden in slagen om alles wat niet dringend is, maar gewoon interessant, grappig of leuk om weten naar sociale media kunnen verhuizen. Onze mailbox zou serieus afslanken en opnieuw ons respect verdienen..
Twitter dus voor alles wat interssant is maar niet dringend? Er is minstens één uitzondering. Bij rampen en grote ongelukken bieden sociale media een set van instrumenten om grote groepen van de bevolking snel en goed geïnformeerd te houden. “Sluit ramen en deuren!”, dat soort informatie, die wel degelijk dringend is. Naar aanleiding van de Moerdijkbrand in Nederland op 5 januari ontstond een levendige discussie over het (onder)gebruik van Twitter en andere nieuwe kanalen, zie bijvoorbeeld http://www.crisiswerkplaats.nl/

donderdag 24 maart 2011

Peter, de open data man

No, not me;)
Anderhalve post geleden schreef ik over hoe nodig het is dat open data een zaak van het beleid wordt en op de politieke agenda komt te staan, als we willen dat de zaak vooruit gaat. Op federaal vlak trekt Q aan de kar, al lijkt het, zoals te doen gewoonlijk bij Q, vooralsnog eerder een zaak van aankondigingen en bijhorend getwitter te zijn dan van realisaties. Maar goed, begin april zou er een federale open data portal zijn. Ben benieuwd.

En nu is er dus Peter Dedecker, federaal parlementslid voor n-va, en open data man. Hij heeft er ook een heuse website over, peteropentdata.be, waar je suggesties kan doen voor datasets die kunnen opengegooid worden. Het lijstje met suggesties is na één dag behoorlijk indrukwekkend. Grappig is wel, dat je meteen na het doen van een suggestie als antwoord krijgt dat de zaak al in kannen en kruiken is: "Open data bron is aangemaakt" (!). Zo snel en vlotjes zal het helaas niet gaan, Peter;)

Ook vandaag verscheen een post van Clay Johnson met als mooie titel: Open Gov, the end of the beginning. Met Peter Dedecker staan we hier, in Vlaanderen, aan the beginning of the beginning. Maar het is wel degelijk een begin.

maandag 21 maart 2011

Open Gov: uit welke richting komt de wind?

Open Data is vandaag vooral een modekreet, maar het zal een werk van lange adem worden, zoveel is duidelijk. Er zal nog heel hard aan de kar moeten getrokken worden. De vraag is dan: waar zitten de trekkers, uit welke richting zal de storm waaien die Open Gov de wind onder de vleugels geeft? Duidelijk is dat het niet van de informatiebeheerders zelf zal komen. Die zijn om te beginnen bang om op fouten betrapt te worden. En eigenlijk kan je hen niet altijd ongelijk geven: als er kritiek komt op de kwaliteit van bepaalde overheidsgegevens zijn zij het die de uiteindelijk de zwarte piet krijgen toegespeeld. Vaak ten onrechte, want datakwaliteit vraagt de inzet van mensen en middelen en als je die niet ter beschikking krijgt van het beleid, kan je onmogelijk goed werk leveren. Maar er is meer: bij nogal wat ambtenaren leeft ook een totaal verkeerd idee over het eigenaarschap van overheidsdata. Het is niet omdat verantwoordelijk bent voor de juistheid en volledigheid van bepaalde gegevens, dat het “jouw” data zijn.

Informatiebeheerders zullen pas bewegen als ze er toe gedwongen worden. Over naar het beleid dus? Open data en datakwaliteit vergt de inzet van mensen en middelen. En het vereist een serieuze cultuurverandering binnen overheidsorganisaties. Dan moet je het beleid meehebben. Dat kan je doen door bijvoorbeeld jezelf tot Open Data stad te verklaren, zoals in Enschede deden. En/of door een apps-wedstrijd te organiseren.

Maar beleidsmakers zullen pas in gang schieten als ze merken dat open data leeft bij een breder publiek. Buiten de overheid leeft open data momenteel vooral bij developpers en bedrijven die hopen om met overheidsdata leuke dingen te kunnen doen. Zo presenteerde het bedrijfje openbiz.be op de eerste Twunch van Vincent van Quickenborne een app die onder meer toelaat alle oprichtingsakten van Belgische ondernemingen te doorzoeken. Hacking the government, van buitenaf inbreken in overheidsdata, het is alvast één manier om de dingen vooruit te laten gaan. Veel mensen, bijvoorbeeld Q, gaan er van uit dat hier een groot economisch potentieel zit. Dat valt nog te bezien: hoeveel geld zal je kunnen vragen als ondernemer voor een applicatie die gebruik maakt van gratis overheidsdata? (hoewel ook hier “open” niet automatisch moet betekenen “gratis”)

En de burger zelf? De m/v voor wie al die overheidsdata en de leuke apps bedoeld zijn, is die vragende partij? Open Data is tot nog toe een heel abstract verhaal gebleven. Het gaat in essentie om dingen die nuttiger, maar ook veel saaier zijn dan bijvoorbeeld de Wikileaks –saga. Uurregelingen openbaar vervoer, ondermeningsgegevens, begrotingscijfers en financiële gegevens,…

Toch zou het Open Data verhaal in België misschien wel een Assange kunnen gebruiken, een Robin Hood, die het belang van Open Gov en beschikbaarheid van overheidsdata mediageniek kan verpakken. Organisaties als De wakkere burger of zelfs Testaankoop kunnen hier misschien een rol spelen.

donderdag 17 maart 2011

Open data: de “stresstest” voor datakwaliteit in de overheid

Informatie is waarschijnlijk de belangrijkste grondstof waarmee overheden werken. Een kwaliteitsvolle dienstverlening, een goed onderbouwd beleid staat of valt met de kwaliteit van overheidsdata. Het opengooien van databestanden toont vaak dat de juistheid en volledigheid van de gegevens waarmee de overheid werkt “voor verbetering vatbaar is”, zoals dat heet.
Toen de gemeentebesturen een paar jaar geleden de beschikking kregen over de bedrijfsgegevens van hun grondgebied, stak er een kleine storm op van klachten en schampere opmerkingen over de vele fouten en onvolledigheden in de kruispuntbank ondernemingen. Dergelijke ervaringen zorgen er voor dat meer dan één informatiebeheerder binnen de overheid niet erg happig is om zijn/haar om “zijn/haar” data ter beschikking te stellen aan anderen binnen de overheid, laat staan aan het brede publiek. Deze huiver wordt zeer vaak gemaskeerd achter allerlei argumenten die er niet toe doen, want het is natuurlijk niet leuk toe te moeten geven dat de kwaliteit van“jouw” informatie maar zozo is. Ja, er zijn natuurlijk terechte privacy-bezorgdheden, maar al te vaak word privacy nog gebruikt als een kreet om elke vorm van openheid te creëren. Ja, de security-issues bestaan, maar ze zijn beheersbaar en beheerbaar.
Wat Di Maio recent nog (in zijn gekende brombeerstijl) terecht benadrukt is dat het gebrek aan kwaliteit van overheidsdata enkel kan opgelost worden door méér openheid, niet door informatie achter slot en grendel te houden. We should not consider these mistakes as unforgivable sins, but as a natural part of the process where the “crowd” (professionals, citizens, other agencies) collaborate on making data collectively better.
Informatie is als geld: wanneer geld niet circuleert en in een kluis ligt, vermindert het dag na dag aan waarde. Telkens informatie wordt gelezen, wordt ze getest. Heel vaak willen informatiebeheerders “wachten” om gegevensets vrij te geven en hopen dat ze eerst nog wat kwaliteitsverbetering kunnen doorvoeren. Terwijl net het vrijgeven van informatie een goede manier kan zijn om, ten eerste, de fouten op te sporen – want heel vaak weet men niet hoe fout of correct bepaalde informatie is. En ten tweede, om fouten recht te zetten en onvolledige info aan te vullen.
Dat laatste veronderstelt wél dat daarvoor de nodige instrumenten bestaan, dat wie fouten ontdekt (of denkt dat te doen) de kans krijgt om dit minstens te melden. En dat daar zo weinig mogelijk drempels worden opgeworpen. En daar komen nieuwe media opnieuw om de hoek kijken: hoe vlotter anomalieën kunnen gemeld worden, hoe beter voor de datakwaliteit. Zodat pverheidsdata effectief "voor verbetering vatbaar" worden.

woensdag 16 maart 2011

Enschede wordt 'open data stad': alles open tenzij...

In de Gemeenteraadsvergadering van maandag 14 maart heeft de  stad Enschede een Open Data motie aangenomen. Daarin wordt het College van Burgemeester en Wethouders verzocht “alles open, tenzij…” als principe te omarmen en daar ook praktische invulling aan te geven, zoals met een Apps wedstrijd, een data catalogus, en een plan van aanpak.

Je kan de video van de bespreking in de gemeenteraad trouwens bekijken op: http://opendataenschede.nl/.
Enschede, de eerste Nederlandse Open Data gemeente: een publiciteitsstunt? Of zit er meer achter?
Dat het open data debat ook in een gemeenteraad gevoerd kan worden, is mooi en eigenlijk niet meer dan normaal. Het laat toe alle voor en tegens nog eens op een rijtje te zetten en het maakt duidelijk dat de maatschappelijke relevantie veel verder strekt dan de natte dromen van een paar techneuten (of de nachtmerries van enkele sceptici).
Een bespreking en beslissing op het politieke niveau is natuurlijk slechts een eerste stap.
Het komt er voor Enschede nu op aan om te zorgen dat die open data die nu beschikbaar gaat komen ook gebruikt worden, dat er applicaties gebouwd worden die waardevol en nuttig zijn  en dat het potentieel van open data tastbaar gemaakt wordt.

woensdag 2 maart 2011

Een standbeeld voor Zuckerberg?

Het geloof dat de inzet van technologie (concreter: informatie- en communicatietechnologie, nog concreter: sociale media) hét middel is om politieke mistoestanden de wereld uit te helpen, heeft nieuwe voeding gekregen door de recente Revoluties in de Arabische landen. Zie bijvoorbeeld: a statue for Mark Zuckerberg in Tunesia?


Het bloed kruipt waar het niet gaan kan: in de Sovjetunie zochten dissidente stemmen een publiek via samizdat, bij de val van de DDR waren dat godbetert de maandagavondse gebedsdiensten in Leipzig. Wanneer mensen uitdrukking willen geven aan hun verontwaardiging en woede, zoeken ze daarvoor het meest geschikte kanaal. En in dictatoriale regimes is de keuze vaak beperkt.



De groene revolutie in Iran van 2009 was de eerste waarbij sociale media (vooral Twitter) een rol speelden. Dat protest is toen neergeslagen. Het mislukken van de opstand is niet aan Twitter te wijten, net zo min als de geslaagde omwentelingen in Tunis en Egypte te danken zijn aan Facebook, Google of Twitter.
De revoluties zijn er niet gekomen dank zij de technologie.Het waren de politieke en de socio-economische omstandigheden die mensen uiteindelijk de moed gaven om op straat te komen, hun stem te laten horen. Via welk medium dan ook, van een tweet tot een spandoek met spotprent. Die mensen zijn de helden van de recente revoluties in de Arabische wereld, niet Zuckerberg.

dinsdag 1 maart 2011

Kennismanagement systemen: niet gemakkelijk

Het blijven moeilijke histories, al die kennissystemen die nu ongeveer een decennium aan een stuk in stelling werden gebracht. En één na één een stille dood stierven, als het al geen doodgeboren kinderen waren.
Onlangs kwam Pierre Dagneau in Itprofessional tot een gelijkaardige conclusie. Zijn analyse is dat KM-projecten al te vaak als informatica-projecten worden beschouwd. Zijn voorstel van remedie: De integratie van de sociale dimensie (social computing, sociale netwerken) met de klassieke dimensies van KM garandeert de succesvolle implementatie van een kennisdelingsplatform dat de behoeftes van de organisaties en de gebruikers beantwoordt.
Eerlijk gezegd, ik heb mijn twijfels... Het is niet door "old" computing te vervangen door social computing dat we er zullen komen. Wel door een werkbaar business concept onder onze kennis-ruilsystemen te schuiven, waardoor de individuele gebruiker de meerwaarde ziet om te participeren. Kennis delen klinkt gewoon te altruistisch, als gebruiker heb je het gevoel te investeren zonder zekerheid ooit iets terug te krijgen.
Terwijl iedereen die kennis deelt vaak ervaart dat hij meer dan het dubbele aan kennis terugkrijgt dan hij ooit "weggaf". Ik probeer al jaren volgende analogie aan de man te krijgen (vruchteloos, ik geef het toe): vroeger stopten de mensen hun spaargeld in een kous, dat vonden ze veiliger. Het idee dat je geld "ergens" op een bank stond die er "iets" mee deed (het aan anderen leende bijvoorbeeld) leek voor velen alleen maar griezelig. Nu weten we dat dit (ondanks een bankencrisis van heb ik je daar) toch de beste, veiligste en meest rendabele manier is om geld te bewaren. Geldt hetzelfde niet voor kennis: kennis behoudt haar waarde als ze wordt bewaard in een community, als ze wordt gedeeld, etcetera. Maar hoe krijg je die analogie - ik blijf overtuigd dat ze geldig is - vertaald in een business model?
Ondertussen zijn er inderdaad wel enkele mooie voorbeelden van kennisgemeenschappen in Vlaanderen, die gebruik maken van de mogelijkheden van social media: klascement bijvoorbeeld. En recent het zeer uitnodigende kenniskantoor van Bibnet.
Het blijven blijkbaar de aloude kennismakelaars (onderwijzers en bibliothecarissen) die ons de weg wijzen...